BPS / Aandachtspunten mbt verpleegkundige zorg:
Patiënten met borderline zijn sensitief en onzeker over hun identiteit en daardoor gevoelig voor wat anderen tegen hen zeggen of hoe anderen over hen denken. Ze hebben weinig basisvertrouwen en hebben tijdens hun ontwikkeling onvoldoende geleerd stabiele relaties aan te gaan. Nieuwe contacten maken hen onzeker en angstig. Om deze gevoelens van onveiligheid de baas te worden hanteert de patiënt onbewust een aantal ‘coping’-strategieën, die niet altijd even adequaat zijn.. De patiënt kan daardoor een groter appél gaan doen op de omgeving door bijvoorbeeld afhankelijk gedrag te vertonen.
Er kan een toename zijn van suïcidale uitingen, gevoelens van vervreemding en angst, en de emoties kunnen sterk wisselen. In extremere mate kan de patiënt zelfs (impulsief) grensoverschrijdend gedrag vertonen, zoals verbale agressie, automutilatie of drankmisbruik.
Een andere manier van de patiënt om de onzekerheid de baas te worden is tegenstrijdige gevoelens te splitsen/te scheiden. Hij denkt zwart/wit, in goed en slecht, en dit kan tot gevolg hebben dat verpleegkundigen tegen elkaar worden uitgespeeld. Daarnaast hebben patiënten met BPS doorgaans een sterke behoefte aan bevestiging en erkenning van hun klachten. Dit kan leiden tot zeer intens contact tussen patiënten hulpverlener waarbij de patiënt zeer gehecht raakt aan die hulpverlener en soms overmatige gevoelens van betrokkenheid en verantwoordelijkheid ontstaan bij hulpverleners.
Hierdoor ontstaat het gevaar dat de verpleegkundigen te weinig afstand nemen en de patiënt zelf geen verantwoordelijkheid meer hoeft te dragen voor de problemen. Dit kan leiden tot fricties en conflicten, met als gevolg dat de behandeling stagneert of in het ergste geval wordt afgebroken.
Het werken met patiënten met BPS is complex. Het vinden van een adequate balans in contact (afstand versus nabijheid) in houding en benadering van de patiënt vraagt veel van een verpleegkundige. Hij/zij dient te beschikken over kennis van het ziektebeeld, communicatieve vaardigheden, reflectievermogen, flexibiliteit en standvastigheid. Hij/zij dient alert te zijn op hoe de contacten met de
patiënt verlopen en wat dat met u doet als persoon. Het aangaan en onderhouden van een professionele werkrelatie met de patiënt is een belangrijke pijler in de behandeling.
Zes basisprincipes als leidraad in de benadering:
1. Actief zijn: vertrouwen geven dat je betrokken en geïnteresseerd blijft
2. Verantwoordelijkheid tonen en de patiënt motiveren om verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen gedrag
3. Tegelijk authentiek zijn als wel professioneel blijven: jezelf zijn in het contact maar tevens weten waar professionele grenzen liggen en deze respecteren en bewaken
4. Steunen en perspectief bieden: borderline patiënten kunnen verbetering verwachten wanneer zij een actieve rol gaan aannemen. Daarbij kunnen ze rekenen op steun van de hulpverlener.
5. Bedachtzaam zijn; verdraag de hevige emoties van de patiënt en blijf reflecteren op zijn gevoelens door een houding van “niet weten” aan te nemen.
6. Flexibel, pragmatisch en eclectisch handelen: reageren op wat de patiënt oproept en nodig heeft.
Onderstaand volgen enkele algemene vuistregels die je kunt toepassen in de communicatie, houding en benadering naar mensen met BPS.
– Wees vriendelijk en begripvol.
– Bied structuur en veiligheid door grenzen aan te geven of te stellen.
– Neem een consequente grondhouding aan.
– Blijf rustig en gebruik zo nodig humor.
– Wees duidelijk, inzichtelijk en concreet over het eigen handelen.
– Verstrek zorgvuldig en uitgebreid informatie.
– Geef zoveel info als op dat moment nodig is (praktisch)
– Accepteer de opstelling van de cliënt, maar ga ertegenin als deze te sterk is. (heb begrip maar corrigeer zonder oordeel)
– Betrek de patiënt bij de besluitvorming.
– Onderhandel zo nodig en geef ruimte om voorgenomen besluiten te overdenken. Ideaal: laat het zo gebeuren dat pat beslissing neemt die verstandig is
– Laat irritaties en ongeduld zo weinig mogelijk merken.
– Voorkom een dominante houding.
– Wees zo nodig wel directief en geef eigen grenzen aan.
– Geef positieve feedback.
– Maak geen afspraken die u niet kunt nakomen of waarmaken.
– Verlies u niet in een te grote betrokkenheid.
– Ga nooit de strijd aan.
– Waak voor het overnemen van de verantwoordelijkheid voor de
– problemen van de patiënt. (regel1: aanspreken op eigen verantwoordelijkheid)
– Stimuleer tot haalbaar actief, productief en competent gedrag.
– Laat de patiënt zijn denkbeelden toetsen aan de realiteit.
– Stel realistische doelen.
– Zorg voor ’n vast aanspreekpunt
– Draag er zorg voor dat het hele team consequent is en blijft in de benadering.
– Verwijs voor vragen rondom het medische beleid naar de medische behandelaar.
– Leg afspraken vast in het dossier.
– Bespreek eigen handelen, onzekerheden, meningen en weerstanden in het team.
Bron: Orbis GGZ