Dissociatie is een term uit de psychologie en psychiatrie. Het is een geestesgesteldheid waarin bepaalde gedachten, emoties, waarnemingen of herinneringen buiten het bewustzijn worden geplaatst, tijdelijk niet ‘oproepbaar’ zijn of minder samenhang vertonen. Letterlijk betekent dissociatie ‘ontkoppeling’ of ‘uiteenvallen’. Het is een zeer alledaags verschijnsel: iedereen verliest bijvoorbeeld wel eens de aandacht voor zijn omgeving als hij zeer geconcentreerd met iets bezig is en iedereen heeft wel eens een dagdroom. In deze zin is het gewoon een mechanisme om tot rust te komen, een afweermechanisme. Een veel voorkomende maar gevaarlijke vorm is het fenomeen waarbij iemand op de automatische piloot een auto bestuurt, maar opeens bijna thuis is, en een groot deel van de weg onbewust heeft afgelegd. Je schrikt als het ware wakker, terwijl je al wakker was. Je hebt zelfs auto gereden.
Dissociatie komt dus ook voor als gevolg van vermoeidheid. Dit kan zowel lichamelijke vermoeidheid zijn, maar ook in periodes van grote psychische stress kan er dissociatie optreden.
Dissociatie kan een onderdeel zijn van een psychische aandoening. Als dissociatie hiervan het belangrijkste kenmerk is, spreekt men van dissociatieve aandoeningen of dissociatieve stoornissen. Als een persoon in een ernstig bedreigende situatie komt, niet kan vluchten en niet kan vechten, dan kan de menselijke geest zich tijdelijk onttrekken aan de realiteit die onacceptabel is. Bij herinneringen aan ernstige gebeurtenissen jaren later, kan ook dissociatie optreden, het even ‘weg’ zijn om te voorkomen dat men het herinnert. Dissociatie komt onder meer voor als symptoom van PTSS.
Een kenmerkend symptoom van dissociatieve stoornissen is de ’terugkeer’ van de patiënt tot de orde van de dag, waarbij de acties, handelingen en/of gedragingen gedurende de periode van dissociatie tijdelijk volledig los kunnen hebben gestaan van de bewuste aansturing of zelfs medeweten van de patiënt.
Een andere betekenis van het begrip dissociatie komt men tenslotte tegen in de neuropsychologie. Hier heeft het betrekking op verschillende onderzoekstechnieken om vast te stellen welke hersengebieden betrokken zijn bij specifieke gedragsstoornissen.
Waaraan kun je een dissociatie herkennen?
Een dissociatieve stoornis is te herkennen aan:
– ‘gaten’ in je geheugen,
– In een onbekende omgeving zijn zonder te weten hoe je daar bent gekomen,
– Het verlies van gevoel in delen van je lichaam,
– Een verstoord beeld hebben van je lichaam,
– Je op zeer verschillende manieren gedragen,
– Het gevoel hebben dat wat er gebeurt onwerkelijk is,
– Het gevoel hebben los te staan van de wereld om je heen,
– De impressie hebben dat je naar jezelf kijkt als naar een karakter in een film.
– Naast deze klachten worden soms ook andere zaken genoemd die met dissociatie te maken hebben. Een voorbeeld hiervan is het je niet kunnen herinneren van persoonlijke informatie. Daarnaast komt het ook voor dat iemand de eigen omgeving, het eigen lichaam of de eigen identiteit als vreemd ervaart.
Er zijn 5 soorten dissociatie’s :
Dissociatieve amnesie
Wie dissociatieve amnesie heeft, kan bepaalde herinneringen, vooral over zichzelf, niet terughalen. Dit gebeurt als verdedigingsmechanisme tegen gebeurtenissen die de psyche ernstig in verwarring brengen of schaden. Een episode kan enige minuten duren, maar in ernstige gevallen zelfs het hele leven. Er kan een groot aantal oorzaken ten grondslag aan de stoornis liggen, bijvoorbeeld (jeugd)trauma’s, ongelukken of rampen, overlijden van een dierbare, oorlogservaringen of druggebruik. De stoornis kan ook optreden als een persoon een sterk schuldgevoel heeft.
Het DSM-IV vermeldt de volgende criteria voor dissociatieve amnesie:
- De patiënt heeft een of meer episoden waarin hij geen persoonlijke herinneringen heeft, meestal veroorzaakt door een trauma of stress. Het geheugenverlies is te uitgebreid om aan gewone vergeetachtigheid te kunnen worden toegeschreven.
- De stoornis is niet uitsluitend onderdeel van een dissociatieve identiteitsstoornis, dissociatieve fugue, posttraumatische stressstoornis, acute stressstoornis of somatisatiestoornis. Ook is de aandoening geen gevolg van directe fysiologische bijwerkingen van een substantie (bijvoorbeeld een drug of geneesmiddel) of een lichamelijke aandoening (bijvoorbeeld hoofdletsel).
- Het geheugenverlies veroorzaakt ernstig lijden en de patiënt is niet meer in staat om sociaal of anderszins normaal te functioneren.
Dissociatieve fugue
Kenmerkend voor de aandoening is dat de persoon problemen met de identiteit ondervindt en probeert weg te lopen (geestelijk of fysiek) voor een dreiging. Een patiënt kan op de vlucht slaan, soms naar een heel andere regio, of een andere identiteit aannemen. Vaak is een verbaasde gelaatsuitdrukking een symptoom. Het vluchtgedrag wordt meestal veroorzaakt door een trauma of stress. De aandoening kan ontstaan als de patiënt wordt geconfronteerd met woede van anderen, bedreigingen van zijn eigenwaarde en bedreigingen van zijn normale impulsbeheersing. Net als bij dissociatieve amnesie treedt geheugenverlies op. Bij dissociatieve fugue is de patiënt zich er echter niet van bewust dat hij gaten in het geheugen heeft.
Het DSM-IV vermeldt de volgende criteria voor dissociatieve fugue:
- Het hoofdkenmerk is het plotseling, onverwacht op reis gaan, weg van huis of werk, en het onvermogen zich het eigen verleden te herinneren.
- Verwarring over de persoonlijke identiteit of aanname van een nieuwe identiteit (gedeeltelijk of volledig).
- De stoornis is niet uitsluitend onderdeel van de dissociatieve identiteitsstoornis. Ook is de aandoening geen gevolg van directe fysiologische bijwerkingen van een substantie (bijvoorbeeld een drug of geneesmiddel) of een lichamelijke aandoening (bijvoorbeeld epilepsie).
- De symptomen veroorzaken ernstig lijden en de patiënt is niet meer in staat om sociaal of anderszins normaal te functioneren.
Dissociatieve identiteitsstoornis (DIS)
Dit is een psychische aandoening waarbij iemand afwisselend twee (of meer) van elkaar te onderscheiden persoonlijkheidstoestanden kan aannemen. Ten minste twee van deze persoonlijkheden nemen regelmatig het gedrag volledig over. Vaak heeft de patiënt ‘gaten in het geheugen’ die niet door vergeetachtigheid te verklaren zijn. Vaak weet de oorspronkelijke persoonlijkheid niets van de andere persoonlijkheden (ook wel alter ego’s, alters of binnenmensen genoemd). De andere persoonlijkheden weten soms wel af van de oorspronkelijke identiteit en van elkaar. De alternatieve persoonlijkheden zijn in die zin volledig, dat ze een eigen karakter en verleden hebben en soms ook andere uiterlijke kenmerken (een ander stem- en taalgebruik). De alterego’s kunnen allemaal een eigen naam hebben, maar het hoeft niet per se. Sommige mensen met DIS hebben geen namen voor hun alterego’s, maar toch zijn het andere persoonlijkheden.
Vaak wordt gedacht dat meervoudige persoonlijkheden een uiting van schizofrenie is, maar dit is onjuist.
Het DSM-IV geeft de volgende criteria voor de dissociatieve identiteitsstoornis:
- De aanwezigheid van twee of meer duidelijk onderscheiden persoonlijkheden of persoonlijkheidsaspecten (ieder met een relatief blijvend patroon van waarneming, aanvoelen en denken over de omgeving en zichzelf).
- Minimaal twee van deze identiteiten of persoonlijkheden nemen regelmatig het gedrag van de persoon over.
- Onvermogen om zich belangrijke persoonlijke informatie te herinneren, wat niet verklaard kan worden door gewone vergeetachtigheid.
- De stoornis is geen gevolg van directe fysiologische effecten na inname van een substantie (bijvoorbeeld blackouts of chaotisch gedrag bij alcoholintoxicatie) of een somatische aandoening (bijvoorbeeld complexe stuipen). Nota bene: Bij kinderen zijn de symptomen niet toe te schrijven aan denkbeeldige vriendjes of andere fantasieën
Depersonalisatiestoornis
De depersonalisatiestoornis is een psychische aandoening die als belangrijkste kenmerk depersonalisatie heeft. Depersonalisatie kan een symptoom van andere aandoeningen zijn, maar in het geval van de depersonalisatiestoornis is het een specifiek ziektebeeld. In het DSM-IV is de stoornis ingedeeld bij de dissociatieve stoornissen. Wie aan de stoornis lijdt, ziet het leven als niet-reëel, ongrijpbaar, als een film. De patiënt houdt wel een verminderd contact met de werkelijkheid (er is geen sprake van wanen), maar kan door het gevoel overal ‘los’ van te staan, erg onrustig of gespannen worden.
Het DSM-IV geeft de volgende criteria voor de depersonalisatiestoornis:
- Het aanhoudende of herhaalde gevoel los te staan, een externe waarnemer te zijn van de eigen geestelijke of lichamelijke processen (het leven voelt aan als een droom).
- De toetsing van de realiteit blijft tijdens de depersonalisatie intact.
- De depersonalisatie veroorzaakt klinisch ernstig lijden of beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren of op andere terreinen.
- De depersonalisatie treedt niet uitsluitend op als onderdeel van een andere psychische aandoening, zoals schizofrenie, paniekstoornis, acute stressstoornis of een andere dissociatieve stoornis. Ook is de aandoening geen gevolg van directe fysiologische bijwerkingen van een substantie (bijvoorbeeld een drug of geneesmiddel) of een lichamelijke aandoening (bijvoorbeeld epilepsie).
Dissociatieve stoornis niet anderszins omschreven (NAO)
Deze categorie is opgenomen voor stoornissen waarbij het belangrijkste kenmerk een dissociatief symptoom is (dat wil zeggen een verstoring van de gewoonlijk geïntegreerde functies van bewustzijn, geheugen, identiteit of waarneming van de omgeving) dat niet voldoet aan de criteria voor een specifiek stoornis.
Tot de voorbeelden horen:
- Beelden die lijken op de dissociatieve identiteitsstoornis maar die niet voldoen aan alle criteria van deze stoornis. Tot de voorbeelden horen beelden waarbij a) er geen twee of meer scherp van elkaar te onderscheiden identiteiten of persoonlijkheidstoestanden zijn of b) amnesie voor belangrijke persoonlijke gegevens niet voorkomt.
- Derealisatie niet vergezeld door depersonalisatie bij volwassenen.
- Dissociatieve toestanden, die voorkomen bij personen die langdurig en intensief onderworpen waren aan gedwongen intense beïnvloeding (bijvoorbeeld hersenspoeling, heropvoeding of indoctrinatie als gevangene).
- Dissociatieve trancetoestand: eenmalig of episodische stoornissen in het bewustzijn, identiteit of geheugen die op bepaalde plaatsen en culturen inheems zijn. Bij dissociatieve trance is er sprake van een vernauwing van het besef van de directe omgeving of stereotype gedragingen of bewegingen die beleefd worden als buiten de eigen controle te liggen. Bij bezetenheidstrance is er sprake van de vervanging van het normale besef van de eigen identiteit door een nieuwe identiteit, hetgeen toegeschreven wordt aan de invloed van een geest, macht, godheid, of een ander persoon en gaat samen met stereotype ‘onwillekeurige’ bewegingen of amnesie. Tot de voorbeelden horen amok (Indonesië), bebainan (Indonesië), latah (Maleisië), pibloktoq (Noordelijke poolstreken), ataque de nervios (Latijns-Amerika) en bezetenheid (India). De dissociatieve stoornis of trancestoornis is niet een normaal fenomeen van een geaccepteerde collectief cultureel of religieus gebruik.
- Verlies van bewustzijn, stupor of coma en niet te schrijven aan een lichamelijke aandoening.
- Ganser-syndroom: het geven van ‘er-net-naast-antwoorden’ (bijvoorbeeld 2 plus 2 is 5), voor zover het niet samengaat met dissociatieve amnesie of dissociatieve fugue
Uitleg DSM -IV
De DSM-IV bestaat uit vijf assen: |
|
As 1 |
Klinische stoornis |
As 2 |
Persoonlijkheidsstoornissen |
As 3 |
Lichamelijke aandoeningen |
As 4 |
Psychosociale en omgevingsfactoren (bijv. scheiding, werkeloosheid) |
As 5 |
Algehele beoordeling van het functioneren |