Rouwfasen
Om u enig inzicht te geven in de te doorlopen stadia van rouw benoemen we de theoretische fasen. We achten het van belang u erop opmerkzaam te maken dat ieder rouwproces volledig individueel is en niet noodzakelijkerwijze in hiërarchische volgorde plaatsvinden zal.
Fase 1:
De allereerste reactie die we ondergaan wanneer een dierbare ons ontvalt is: ongeloof. Ontredderd en in schok ontvangen we een boodschap die duidelijk werd uitgezonden maar waaraan we nog lang niet toe zijn deze ook om te zetten in ontvangst. We kennen dan zeer verschillende reacties. Op hetzelfde moment namelijk is het onze geest die ons behoedt. Dankzij deze bescherming zijn we in staat subiet over te schakelen op het overlevingsmechanisme. Binnen deze gewaarwording kunnen we die maatregelen nemen die noodzakelijk zijn na een plaatsgevonden overlijden. Het is ook hierdoor waarom we aan de kist van diegene kunnen staan met wie we een etmaal ervoor nog in persoon konden spreken, en waardoor we in staat zijn de uitvaartplechtigheid –gekleed en gekapt – bij te wonen. De daadkracht en besluitvaardigheid die we binnen deze allereerste fase aan de dag leggen kunnen eigenschappen vormen waarnaar we binnen latere rouwfasen wanhopig terugverlangen.
Fase 2:
Binnen deze fase zijn desoriëntatie en desorganisatie een bekend maar lastig fenomeen. Met de dood waarmee we geconfronteerd werden lijkt het alsof we niet ´alleen´ de dierbare verloren hebben maar daarmee ook onszelf. Rusteloosheid alom en het niet kunnen bevatten van de werkelijkheid geeft tevens concentratieverlies. Een verstoord nachtritme kan eveneens een probleem worden dat binnen deze fase zijn oorsprong vindt. Waar we eerst de hand niet voor omdraaiden kost nu een mate aan energie waarover we niet steeds en in gelijke mate lijken te kunnen beschikken, dat eigenlijk zo logisch is omdat een rouwproces veel tijd en arbeidsvermogen opslokt. Zo net na een plaatsgevonden overlijden kunnen we vaak nog bogen op medeleven vanuit onze omgeving.
Fase 3:
Per dag worden we meer geconfronteerd met een werkelijkheid waarnaar we niet hebben verlangd en waarvoor we nooit vrijwillig hebben gekozen. De harde feiten van het heden en het niet berekend zijn op een toekomst zonder onze geliefde, noopt ons tot ontkenning van het gebeurde. Het langzaam ontwaken uit schok stelt ons voor een volgend probleem. We ondergaan een veelheid aan onbekende gevoelens en daarmee aan instabiliteit. We zijn niet bij machte die emoties bij name te noemen: het zijn er te veel… Ze zijn te intens… Niet zo vreemd dat we binnen deze fase evenveel momenten van verdriet alsook uitbarstingen van woede kennen.
Fase 4:
Niet langer afgeschermd en niet langer béschermd komen gevoelens aan opstandigheid en boosheid boven. Talrijke vragen die unaniem starten met ´waarom´ ontwikkelen zich. Het afzetten tegen de realiteit, tegen de onleefbaarheid van het heden plaatsen ons voor gevoelens aan boosheid en soms ook wel van wraak. Het afwegen van mogelijkheden, die niet eens reëel behoeven te zijn geweest, zijn vragen die beginnen met het woordje: ‘als…….’ De ongrijpbaarheid van dood en het mysterie van wat het leven dan inhoudt, is een vraagstuk waarvan we het spoor bijster zijn maar waarop we wel graag een antwoord zagen. Binnen deze fase, enige tijd na het overlijden, zal ook de omgeving weer langzamerhand starten met een beroep op ons te doen.
Fase 5:
Na vele tranen, veel tobben en een lange weg van zoeken kennen we de werkelijkheid zoals die is: onze dierbare overledene zal nooit lijfelijk meer deel uitmaken van ons bestaan. De toekomst is verworden tot herinnering waarvan we ons nu ook bewust zijn. We begrijpen dat niemand en niets ter wereld deze overledene had kunnen sparen voor de dood. We zijn terug in het heden.
Fase 6:
Als laatste fase binnen het rouwproces hebben we de moed ons te gaan richten op een toekomst zonder de dierbare. Het verwerven van nieuwe levensmoed betekent levenslust. Al zal acceptatie immer een term blijven die ons soms danig in de steek kan laten, kunnen we in ieder geval stellen dat er sprake is van integratie.