‘Troost uw vriend niet, zo lang zijn dode voor hem ligt’ is een voorschrift uit de joodse traditie die enorm veel wijsheid in zich bergt. Zo lang de dode niet begraven is, zijn zowel de nabestaanden als de gemeenschap bezig met ‘het respect voor de dode’ en niet met ‘het respect voor de levenden’ of de troost voor de nabestaanden. Dit betekent dat ook de gemeenschap verplicht is mee te helpen aan een zo snel mogelijke begrafenis. Het troosten van de rouwenden is hier niet op zijn plaats, aangezien de familie nog te veel in shock verkeert, en ontroostbaar is. Dit gebeurt wel, en zeer intensief, zodra de begrafenis voorbij is, gedurende de rouwweek, de sjiwwe.
De eerste week van rouw, de sjiwwe
Het rouwhuis is voor het vertrek naar de begraafplaats in orde gebracht om een aantal mensen te herbergen tijdens die rouwweek. De begrafenisonderneming zorgt voor de lage rouwstoeltjes, waar de rouwenden in die week op zitten, en voor een dagelijks voldoende aantal mannen die het avondgebed en ochtendgebed zeggen. Ook zorgt de onderneming voor voldoende gebedenboeken en keppeltjes. Elke avond komen tientallen mensen naar het rouwhuis om de rouwenden te troosten met hun aanwezigheid, rond het gezamenlijk uitspreken van het avondgebed. Zij troosten de familie met woorden en bieden haar de zogenoemde ‘maaltijd van herstel’ aan, bestaande uit een ei en wat brood. Dit gebeurt tegenwoordig direct na de begrafenis. Deze materiele vorm van troost brengt het leven weer onder de aandacht van de rouwende, en toont de solidariteit van de gemeenschap.
Omdat de sjiwwe de meest intensieve fase van rouw is, biedt de traditie de rouwenden een strikt kader van verboden en verplichtingen. De verboden zijn vele, de verplichtingen miniem. Met de tijd worden de eerste miniem en de laatsten weer maximaal. De rouwtijd voor ouders beslaat een heel jaar, voor andere familieleden dertig dagen.
De rouwenden verblijven een week lang met elkaar in het rouwhuis en werken niet. Meestal hoeft men ook niet te koken. Men houdt zich niet bezig met die dingen die men normaliter in het dagelijkse leven wel doet: luxueus baden, strijken, kleren wassen, seksuele omgang, trouwen, naar feesten gaan et cetera. Elke dag staat de deur open om de troostenden, die niet per se bekenden zijn, binnen te laten. De rouwenden hoeven niet op te staan om een bezoeker te begroeten en het initiatief om te praten ligt ook bij hen. Dit vergemakkelijkt een bezoek aan het rouwhuis.
Door deze gang van zaken worden nabestaanden geholpen om het verlies in fasen te verwerken en kunnen zij geleidelijk terugkeren naar het dagelijkse leven met zijn verplichtingen in de gemeenschap. Het is een eerste stap op weg naar herstel, waarin de gemeenschap de rouwende voortdurend bijstaat.
Hoe verder?
Na een week van intensieve rouw gaat men weer langzaam maar zeker over tot de orde van de dag met een aantal uitzonderingen. Want de eerste dertig dagen na de begrafenis worden als rouwperiode gezien. Men scheert zich bijvoorbeeld nog steeds niet, gaat niet naar feesten toe en zegt dagelijks het kaddisj gebed (traditioneel uitgelegd als een gebed voor de overledene, maar eigenlijk een lofprijzing van God). De sociale verplichtingen komen ook terug. Na het verlies van ouders rouwt men twaalf maanden. In de rest van het eerste rouwjaar blijft er thuis een lichtje branden voor de overledene en gaan de directe nabestaanden nog niet naar feesten. Wel schenken zij geld voor liefdadige doelen.
Aan het eind van het rouwjaar, als afsluiting van deze fase in het rouwproces, is meestal de steenzetting, waarbij de gemeenschap weer aanwezig is. De grafstenen – matseewa’s genoemd – horen eenvoudig te zijn en niet versierd. Meestal worden alleen de naam en de data van geboorte en overlijden vermeld, en meestal ook de afkorting TNTsBH: ‘Moge zijn ziel gebonden zijn in de bundel des levens’, dat wil zeggen: ‘Moge de dode in de herinnering van de levenden voortleven’. Jaarlijks op de joodse sterfdatum (Jahrzeit genoemd) zegt men het kaddisj gebed, steekt een bijzondere kaars aan (neer nesjama) en gaat naar het graf.
Op een van de belangrijkste joodse feestdagen, Grote Verzoendag of Jom-Kippoer, worden de doden herdacht in het Jizkor- of herdenkingsgebed.
Samenvatting
In de joodse traditie speelt de rouwverwerking van het individu zich af binnen de gemeenschap. Staat tot de begrafenis het respect aan de dode centraal, na het sluiten van het graf krijgen de nabestaanden alle aandacht en worden ze door middel van vele rituelen de mogelijkheid langzaam maar zeker hun verdriet te verwerken.